Voor wie enigzins bekend is met het maken van schetsen in SolidWorks en tekeningen in AutoCAD 2D zal het maken van schetsen in Inventor geen problemen opleveren. Toch zijn er enkele verschillen.
Het raster
Wanneer begonnen wordt met een part, wordt direct begonnen met een schets, standaard op het xy-vlak.
Wat te zien is, is een raster bestaande uit hokjes van 2 bij 2 mm (kies hiervoor bij type part wel een uit het tabblad metric). Dit raster maakt het inschatten van afstanden en inbeelden van bepaalde parts makkelijker.
Nu zijn er nog 2 dingen die mijn voorkeur hebben.
- Een zichtbare origin en eventueel ook nog zichtbare assen.
- De cursor verplaatst zich met intervallen, iets wat in AutoCAD bereikt kan worden met
In Inventor is dit te bereiken door de gewenste assen en origin te selecteren, vervolgens met de rechtermuisknop te klikken en de volgende 2 opties aan te vinken; Snap to Grid en Visibility.
Het schetsmenu
Tijdens het schetsen bevindt zich recht onder het model menu het schetsmenu. De icoontjes voor de diverse mogelijkheden zijn identiek aan die in AutoCAD. De bediening is echter hetzelfde als in SolidWorks. Dit houdt dus in dat er geen coördinaten ingevoerd hoeven te worden.
Dimensioneren van schetsentiteiten
Ook in Inventor is dimensioneren onmisbaar. Scroll iets naar beneden in het schetsmenu om de volgende opties te zien:
- Handmatig dimensioneren
- Automatisch dimensioneren
Met handmatig dimensioneren kan een entiteit (bijv. een lijn of cirkel) aangeklikt worden en kan de dimensie ergens neergezet worden. Door later op de dimensie te dubbelklikken kan de waarde worden veranderd en het entiteit zal vervolgens meeveranderen, net zoals in SolidWorks. Met automatisch dimensioneren, plaatst Inventor alle mogelijke dimensies in de tekening en ook deze kunnen later weer aangepast worden.
Eenvoudige bewerkingen
Recht onder de schetsopties zijn 4 opties te zien die bij zowel AutoCAD en SolidWorks ook voorkomen namelijk; spiegelen, patronen en offsets.
Aan de hand van een voorbeeld worden deze opties uitgelegd. Er wordt begonnen met een simpele rechthoek.
- Deze moet gespiegeld worden, nadat op het icoontje hiervoor geklikt is, komt het volgende menu tevoorschijn:
Nu is te zien dat Select als eerste actief is. Klik nu de lijnen aan die gespiegeld moeten worden. In het voorbeeld zijn dit: de 2 horizontale lijnen en de linker verticale lijn. Het cursortje wordt tijdens het selecteren wit, wat aangeeft dat er iets is om te spiegelen. Klik vervolgens op het (nog) rode cursorknopje van mirrorline en kies de lijn waarover gespiegeld moet worden. In dit geval is dit de rechter verticale lijn. Klik op apply en wat gespiegeld moet worden is gespiegeld. Klik vervolgens op Done om het spiegelen af te sluiten.
- Stel nu dat in plaats van de rechthoek te spiegelen er 2 rechthoeken naast elkaar moeten komen, een lineair patroon van rechthoeken dus. Nadat op het benodigde icoontje is geklikt komt dit menu tevoorschijn
Ook hier moet als eerst geselecteerd worden wat in het patroon moet komen, in dit geval de gehele rechthoek. Omdat de rechthoeken naast elkaar moeten komen en niet bovenop elkaar, moet op het rode cursorpijltje van Direction 1 geklikt worden (let op hoe de bolletjes staan). Nu kan ook het aantal rechthoeken wat er in totaal moet komen aangegeven worden evenals de ruimte tussen de rechthoeken. Om te voorkomen dat er overlap komt, moet deze afstand minimaal de lengte van een horizontaal lijnstuk hebben. Omdat de rechthoek afmetingen heeft van 20 bij 20 [mm] en er 2 rechthoeken moeten komen zal in dit geval het resultaat hetzelfde zijn als bij spiegelen.
- In het geval van een cirkelvormig patroon moeten er andere dingen ingevoerd worden.
Onder Geometry moet eerst geselecteerd worden wat opgenomen wordt in het patroon. In dit geval kan dus de gehele rechthoek geselecteerd worden. Wat vervolgens geselecteerd moet worden is een as waar het patroon om heen draait. In een 2d aanzicht is dit een punt, dus volstaat het om een hoek te selecteren. In dit geval is dit de rechterbovenhoek en is het aantal rechthoeken in het patroon teruggebracht van 6 naar 3.
- Bij het maken van een offset is het ook een kwestie van eerst de gewenste entiteiten te selecteren, alleen komt hier geen speciaal menu voor tevoorschijn maar komt er een plusje naast de cursor te staan. Selecteer de rechthoek(de lijnen worden nu rood in plaats van lichtgroen) en er wordt automatisch een offset gemaakt die gesleept kan worden. Deze offset kan later precies gedimensioneerd worden met
Constraints
2 Entiteiten kunnen ten opzichte van elkaar ook een bepaalde relatie aangaan. Zo kunnen 2 cirkels concentrisch worden en kunnen 2 lijnen loodrecht of parallel komen te staan. In SolidWorks zijn het de relations die hier voor zorgen. Ditzelfde wordt in Inventor gedaan aan de hand van de constraints. De knoppen hiervoor bevinden zich ook in het schetsmenu net onder de dimensionopties.
- Het aanmaken van constraints
- Het zichtbaar maken van alle constraints
Sommige constraints worden bij het tekenen al aangemaakt. Denk bijvoorbeeld aan de horizontale en verticale lijnen van een rechthoek. Als gekeken wordt naar de mogelijke constraints dan is het een kwestie van op het driehoekje te drukken naast de constraints-knop:
Bij het aanmaken van constraints moet eerst het type constraint wat aangemaakt moet worden aangeklikt worden en vervolgens de entiteiten die hieraan moeten voldoen.
Ter illustratie een voorbeeld.
- Om te beginnen worden er 2 willekeurige lijnen getekend.
- Deze worden vervolgens loodrecht ten opzichte van elkaar gezet door de perpendicular constraint actief te maken.
- Vervolgens worden de eindpunten met elkaar verbonden door middel van de coincident constraint.
- Vervolgens wordt 1 lijn verticaal gezet door middel van de vertical constraint.
- Nu worden er 2 cirkels getekend.
- Deze worden nu concentrisch gemaakt
- Via autodimension worden snel enkele maten aangemaakt om bijvoorbeeld de diameters te definiëren. De 2 maten die vanaf het middelpunt van de cirkel komen moeten vervolgens verwijderd worden.
- Via de tangent constraint kan de grote cirkel tangentieel worden gelegd aan beide lijnen. Om dit te bereiken moet deze constraint voor beide lijnen aangemaakt worden. De kleine cirkel zal meegaan om zich aan, de eerder gemaakte, concentric constraint te houden.
Verlengen en knippen van entiteiten
Onder de constraints bevindt zich een menu voor onder andere knippen en verlengen.
Met extend kan bijvoorbeeld een lijn gerekt worden totdat deze coincident is met de dichtst bijzijnde entiteit. Met trim kunnen entiteiten geknipt worden. Als bijvoorbeeld een horizontale lijn getekend wordt en vervolgens een verticale lijn die deze in het midden doorkruist dan kan deze tekening gezien worden als 4 lijnen die samenkomen in een punt. Met trim kan een van die 4 lijnen verwijderd worden. Dit principe wordt in SolidWorks gebruikt als power trim aanstaat.