Als een schets is afgerond is de volgende stap om deze schets om te zetten naar een 3d-model. Dit kan met de features.
Beginnen met features
Nadat de schets is afgerond moet op de
geklikt worden om de schets af te sluiten. Het menu onder het model menu verandert dan ook in het feature menu
Om een en ander te illustreren wordt er weer gewerkt vanuit een schets van 20 bij 20 [mm]
Extruderen
Vaak de eerste feature die gebruikt wordt is de extrude-functie. Om een beter beeld te krijgen is het aan te raden om eerst de schets iets te roteren naar een isometric view. Als nu op het icoontje geklikt wordt komt het volgende menu tevoorschijn.
Omdat dit de enige schets is, wordt het profile menu automatisch ingevuld en is de cursor wit in plaats van rood. Met extents worden de eindcondities voor een extrusie bepaald. In dit geval is gekozen voor Distance en dat er 10 [mm] geëxtrudeerd wordt. De Output is een Solid. Naast Extents zijn 3 icoontjes te zien. Bij de eerste schets is alleen de eerste actief, maar zodra er vanuit een model geëxtrudeerd wordt is de rest ook actief te maken. Als er nu op OK geklikt wordt wordt er een 3d model aangemaakt van 20 bij 20 bij 10[mm].
In het model menu is deze bewerking nu te zien als Extrusion 1.
Gaten extruderen
In tegenstelling tot SolidWorks maar overeenkomend met AutoCAD 3D worden gaten geëxtrudeerd binnen hetzelfde menu. Stel nu dat er een willekeurig gat geëxtrudeerd moet worden.
- Als eerste moet er weer geschetst worden dus moet er op geklikt worden.
- Nu wordt gevraagd op welk vlak er geschetst moet worden. Als dat gedaan is, wordt er op een willekeurige plaats een cirkel met willekeurige diameter geschetst
- De schets wordt weer verlaten en de extrude-functie wordt weer geactiveerd. Omdat er al een model is, zijn er meer opties beschikbaar. Het eerste wat gedaan moet worden is aangeven wat er geëxtrudeerd moet worden; de cirkel of dat wat eromheen zit (oppervlak van vierkant minus de cirkel). In dit geval moet het de cirkel worden en wordt de cursor daar overheen geplaatst. De cirkel wordt nu rood en kan aangeklikt worden. Het cursorpijltje in het menu wordt nu wit.
- Nu moet aangegeven worden wat er met deze cirkel gaat gebeuren en komen de 3 icoontjes naast Extents om de hoek kijken. Als het bovenste icoontje geselecteerd wordt dan wordt er een cilinder met bepaalde distance bovenop het blokje geëxtrudeerd. In dit geval wordt het 2e icoontje geselecteerd waardoor het geëxtrudeerde snede wordt.
Revolve
Bij revolve draait de schets om een bepaalde as en vormt zo een model. Als dit toegepast wordt op het geschetste vierkantje, dan zal er dus een schijf ontstaan met straal en dikte van 20[mm].
- Nadat op het icoontje is geklikt komt het onderstaande menu tevoorschijn:
- Omdat dit de eerste feature is, met een enkele as zal ook hier Profile al standaard ingevuld zijn. Axis stelt de rotatieas voor en kan een van de lijnen zijn. In dit geval is gekozen voor de verticale lijn vanaf de origin. Bij extents kan gekozen worden voor een volledige rotatie of voor een bepaalde hoek. In dit geval is gekozen voor een volledige rotatie zodat het onderstaande resultaat bereikt wordt:
Modellen uithollen
Als er nu weer uitgegaan wordt van het model van 20 bij 20 bij 10 [mm], dan kan deze uitgehold worden aan de hand van de shell functie.
- Als het bijpassende icoon is aangeklikt komt het volgende menu tevoorschijn:
- Bij Remove Faces moet een vlak aangeklikt worden wat weg gaat. Thickness geeft de wanddikte aan. Hieronder is te zien welk vlak is aangeklikt en wat het gevolg daarvan is.
Scherpe kantjes wegwerken met Fillet en Chamfer
Als een hoek afgerond moet worden dan kan dit met de Fillet-functie.
- Als op het icoon geklikt is dan komt onderstaand menu tevoorschijn, waarin de radius van de fillet aangepast kan worden en de randen geselecteerd kunen worden.
- Zoals te zien is zijn er meerdere mogelijkheden voor een fillet. Zoals hierboven te zien is, deze hetzelfde als in SolidWorks. Hieronder is te zien wat het resultaat zou zijn.
Bij Chamfer wordt een hoek als het ware verwijderd. De doorsnede van deze hoek is te zien als een gelijkbenige driehoek, waarvan de lengte in te stellen is in onderstaand menu:
Er zijn verschillende opties maar de meestgebruikte is de bovenste; met 2 keer dezelfde D (Distance).
Lofts
Een loft is een verbinding tussen 2 schetsen die elk op een afzonderlijk, tegenover elkaar staand vlak zijn getekend. In Inventor zijn dit de standaardvlakken en gecreëerde work planes. Om een loft te maken.
- Selecteer een vlak en maak daar een schets, hier is gekozen voor een vierkant.
- Maak vervolgens van dit vlak een work plane, hier is eentje op 10[mm] afstand gemaakt.
- Maak een schets op de work plane, hier is een cirkel getekend. Hieronder is het resultaat van bovenstaande stappen te zien.
- Klik vervolgens op het icoontje voor Loft. Onderstaand menu komt dan tevoorschijn
- Klik nu onder sections beide schetsen aan en er zal zich een solid tussen deze schetsen vormen, een loft.
Sweeps
Bij een sweep volgt een schets een bepaald pad voor het extruderen. Dit pad is ook een schets. De 2 schetsen staan loodrecht opelkaar, dus elk is getekend op een apart vlak. Mijn voorkeur is om de origin als gemeenschappelijk punt te gebruiken.
- Als eerste wordt op het XY-vlak een pad geschetst. Deze schets wordt afgesloten.
- Nu kan op het YZ-vlak het profiel (een cirkel) geschetst worden. Hieronder is in isometric view te zien wat gedaan is.
- Als nu op het icoontje voor sweep geklikt wordt dan komt onderstaand menu tevoorschijn. Selecteer nu de cirkel als profile en het pad als path.
Spoelen/veren
Een extrusie kan in plaats van het volgen van een as ook om deze heen draaien, maar dan met een bepaalde spoed, dus een combinatie van rotatie en translatie. Ook hiervoor zijn 3 schetsen nodig; het profiel en de as. Beiden kunnen in hetzelfde vlak gemaakt worden.
- Teken beide schetsen.
- Klik nu op het benodigde icoontje om onderstaand menu op te roepen. Het profiel is in dit geval de cirkel en de as de lijn.
- In het 2e tabblad kan de hoeveelheid rotaties ingesteld worden zodat onderstaand pad gecreërd wordt.
- Klik op OK om het resultaat te zien.
Features kopiëren
Features kunnen op 3 manieren gekopieerd worden:
- lineair patroon
- rond patroon
- spiegelen
Voor een linear patroon moeten er 2 dingen aangegeven worden; wat er opgenomen moet worden in het patroon en welke richting. In het geval van het eerder getekende blokje, kan de extrude geselecteerd worden in het model menu en kan een rand gekozen worden als richting. Ook hier is het belangrijk dat de juiste afstand tussen blokjes aangegeven wordt om overlap te voorkomen.
Bij een rond patroon gaat het ongeveer hetzelfde alleen moet nu een rotatieas gekozen worden en ook hier kan een rand geselecteerd worden.
Bij spiegelen wordt er over een vlak gespiegeld dus als de features eenmaal geselecteerd zijn, is het een kwestie van aan te geven over welk vlak gespigeld moet worden.